Radson Vido Manuel d'utilisation

Page 68

Advertising
background image

20

12.3 Parameterinstellingen op installateursniveau

In de tabel hieronder vindt u de verschillende parameters die door
de installateur ingesteld kunnen worden.

Het parametermenu bereikt u door te scrollen tot AUTO en dan de
toets (OK) gedurende 10 sec in te drukken.

Gebruik de navigatietoetsen (

) en ( ) om de parameter die u

wenst aan te passen, op te lichten.

Druk op (OK) om de parameterinstelling te wijzigen of de waarde
aan te passen. Als de waarde knippert, kan u deze aanpassen met
de toetsen (+) en (-). Wanneer de waarde correct aangepast is,
drukt u op (OK) om te bevestigen.

Als alle parameters ingesteld zijn, gaat u naar <End> en drukt u op
(OK) om terug te keren naar het hoofdmenu.

12.4 Instellingen voor een gebouwbeheersysteem

Als het toestel geïntegreerd is in een gebouwbeheersysteem,
kan het enkel bediend worden via dit GBS. U selecteert in het
parametermenu de alternatieve instelling van het GBS.
Op het hoofdscherm gaat het AUTO-symbool uit.

P1: Invoer lage ventilatorsnelheid: P1 staat waar normaal de

ruimtetemperatuur / ingestelde temperatuur staat.

F1 is AAN.

P2: Invoer hoge ventilatorsnelheid: P2 staat waar normaal de

ruimtetemperatuur / ingestelde temperatuur staat.

F3 is AAN.

P3: WINT MODE: Het systeem wordt geregeld via de wintermodus.

Bij deze instelling knippert het verwarmingssymbooltje.

P4: SUMM MODE: Het systeem wordt geregeld via de zomermodus.

Bij deze instelling knippert het verwarmingssymbooltje.

Als er fouten zitten in de invoer in het GBS (bv. P1 + P2 of P3 + P4),
knippert de boodschap ERRbMS en het GBS stopt de regeling van
het systeem.

Parameter

benaming

Standaardinstelling

Beschrijving

Alternatieve instelling

Selecteer temperatuurschaal.

dEG

°C

°F

Selecteer tijdweergave.

00:00

24H

12H

De ventilatorpuls schakelt de ventilator elke 5 minuten
gedurende 30 seconden aan. Zo wordt er lucht gestuwd
over de luchtsensor wanneer het toestel op een plaats
gemonteerd is met beperkte luchtcirculatie.

AiPu

YE5

(Ja)

NO

(Neen)

Selectie van het aantal aan te sturen ventielen.
Deze parameter hangt af van het systeemontwerp.

Nb vAL

(enkel 2-pijps

modellen)

0 ventielen

1 ventiel

Hiermee kan de hoogste ventilatorsnelheid uitgeschakeld
worden – het toestel draait enkel aan lage en medium snelheid.

FAS SPEE

FA5

voor Hoog

NEd

voor Medium

Hier selecteert u of de sturing gebeurt door het interne
bedieningssysteem of via een extern GBS.

SetU

AUt

(Auto)

bN5

(voor GBS)

Hier selecteert u de ventilatorsnelheid wanneer de unit
in nachtverlaging gaat in de koelmodus.

NIGt

NOr

(voor normale regeling)

AL1

(enkel ventilatorsnelheid 1)

De fabrieksinstellingen worden teruggezet.

CLr ALL

Druk gedurende 5 seconden op (OK)

Het installatiemenu verlaten.

End

Druk op (OK)

Kalibratie van de interne lucht sensor t.o.v. de actuele
ruimtetemperatuur.
(De kalibratie moet gebeuren na 12 uur draaien aan
dezelfde ingestelde temperatuur).

AIr

(Air)

Om de temperatuur van de luchtsensor af te stellen,
geeft u de gemeten temperatuur in met de toetsen (-)
of (+). Om de kalibratie te bevestigen, drukt u op (OK).
Druk de toetsen (+) en (-) samen in om de offset waarde
te resetten.

Advertising