HP 9g-Grafenberechner Manuel d'utilisation

Page 112

Advertising
background image

D-28

• Om een programma controle-instructie in te voeren, druk [ 2nd ] [ INST ]

en maak een keuze.

• Om een spatie in te voeren, druk [ ALPHA ] [ SPC ].

5. Een puntkomma (;) geeft het einde van een commando aan. Om meer

dan één commando op één commandolijn in te voeren, kunnen deze

gescheiden worden van elkaar door een puntkomma. Bijvoorbeeld:

Lijn 1:

INPUT

A ; C = 0.5 × A ;

PRINT

” C = ” , C ;

END

Elk commando of commandogroep kan ook op een afzonderlijke lijn

geplaatst worden, als volgt. In dat geval kan de puntkomma aan het

einde telkens worden weggelaten.

Lijn 1:

INPUT

A ; C = 0.5 × A [

]

Lijn 2:

PRINT

” C = ” , C ; END

Een programma uitvoeren

1. Wanneer men klaar is met het invoeren of wijzigen van een programma,

druk [

CL

/

ESC

] om terug te keren naar het programma menu, kies RUN en

druk [

]. (Hetzelfde resultaat bekomt men door [ PROG ] te kiezen in

MAIN modus.)

2. Kies het gewenste programmagedeelte en druk [

] om het

programma uit te voeren.

3. Om het programma opnieuw uit te voeren terwijl het eindresultaat nog

wordt weergegeven, druk [

].

4. Om de uitvoering van het programma af te breken, druk [

CL

/

ESC

]. Een

boodschap verschijnt dan met de vraag om te bevestigen.

STOP : N Y

5. Druk

[ ] om de cursor naar Y te verplaatsen en druk [

].

Een programma Debuggen

Een programma kan mogelijkerwijs resulteren in een foutmelding of

onverwachte resultaten geven bij de uitvoering. Dit kan betekenen dat er een

fout aanwezig is in het programma welke dient verbeterd te worden.

Foutmeldingen verschijnen ongeveer gedurende 5 seconden, waarna de

cursor knippert ter hoogte van de fout.

Om een fout te corrigeren, kies EDIT uit het programma menu.

Men kan eveneens TRACE gebruiken uit het programma menu. Het

programma wordt dan stap voor stap nagekeken en een boodschap

verschijnt in geval er een fout optreedt.

De Grafische functie gebruiken in Programma’s

De grafische functie gebruiken in een programma, maakt het mogelijk om

lange of complexe vergelijkingen grafisch te illustreren en ook om grafieken

herhaaldelijk te overschrijven. Alle grafische commando’s (behalve trace en

zoom) kunnen in programma’s aangeroepen worden. Bereikintervals kunnen

eveneens in een programma opgegeven worden.
Merk op dat in sommige grafische commando’s de waarden dienen

gescheiden te worden door komma’s (

) en wel als volgt:

Range ( Xmin, Xmax, Xscl, Ymin, Ymax, Yscl )

Factor ( Xfact, Yfact )

Advertising